- composer
- composer [kõpoozee]I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 het op een akkoordje gooien ⇒ een vergelijk treffen2 een proefwerk maken♦voorbeelden:1 composer avec sa conscience • het niet zo nauw nemencomposer avec l'ennemi • met de vijand onderhandelen over de overgavesavoir composer ( avec qn.) • met iemand kunnen samenwerken2 composer en mathématiques • een wiskundeproefwerk makenII 〈overgankelijk werkwoord〉1 samenstellen ⇒ vormen, bereiden, uitmaken ⇒ 〈telefoonnummer〉 draaien2 〈een werk〉vervaardigen ⇒ 〈boek, gedicht enz.〉 schrijven ⇒ 〈schoolwerk enz.〉 maken, schilderen, componeren3 〈een houding〉aannemen ⇒ 〈zijn gezicht〉 in de plooi zetten4 〈boekwezen〉zetten♦voorbeelden:3 composer ses gestes • gekunstelde gebaren makencomposer ses paroles • gemaakt spreken4 machine à composer • zetmachineIII se composer 〈wederkerend werkwoord〉1 〈+ de〉samengesteld zijn (uit) ⇒ bevatten, bestaan (uit)2 zich vormen ⇒ zich samenstellen, zich vermengen♦voorbeelden:¶ se composer un personnage • zich anders voordoen dan men eigenlijk is1. v1) samenstellen, vormen2) draaien [telefoonnummer]3) schrijven [boek]4) maken [huiswerk]5) componeren [muziek]6) aannemen [houding]7) zetten [boekwezen]8) een vergelijk treffen9) een proefwerk maken2. se composerv1) bestaan (uit)2) zich samenstellen
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.